Vertaling Bijbel, Kanttekeningen SV, [], Daarom gaf Ik hun ook [55]besluitingen, die [56]niet goed waren, en rechten, [57]waarbij zij niet leven zouden. 55. Dat is, gezette vonnissen en ordinantien van mijn rechtvaardig oordeel, inhoudende de straffen, die zij verdiend hadden en ook hebben moeten lijden. Zo is ook het Hebreeuwse woord genomen Job 23:14; Ps.2:7; alzo is het volgende woord rechten genomen voor straffen, die hun om hunne zonden recht toekwamen. 56. Dat is hun niet aangenaam of welbekomende, maar zeer kwaad en verderflijk. Zie van deze straffen Num.16:23, enz., en Num.21:6, en Num.25:4, enz. Anderen verstaan door deze kwade inzettingen de afgodische wetten der heidenen, welke God gezegd wordt den Israelieten gegeven te hebben, omdat Hij door een rechtvaardig oordeel hen daarin heeft laten wandelen tot hun verderf, overmits zij zijn heilige wetten verlieten; vergelijk Ps.81:12,13; Rom.1:24, enz. 2 Thess.2:11. 57. Hetwelk vervuld is als zij vergaan zijn in de woestijn en daarna.